Verdiepen

Pagina top navigatie elementen

Erfelijkheid en DNA

Verdiepen

Transcript

LEERLING: Hoe kon je dat [kernbegrip 42]DNA[/] dan zo zien in dat minipotje?
EXPERT: In dat minipotje?
LEERLING: Ja. Het lijkt niet eens echt op DNA, maar…
EXPERT: De vorige keer zei ik er zit heel veel DNA in totaal in je lichaam. Er zitten ook al heel veel [kernbegrip 34]cellen [/]en ook al heel veel DNA in dat kleine spuugje wat je in dat potje spuugt. En al dat DNA dat gaat– dat zit een beetje op elkaar geklit en dat is wat je ziet. Dus die witte– die witte sliertjes zeg maar, dat zijn niet zeg maar individuele DNA-moleculen of DNA-strengen maar dat is eigenlijk al een kluwen van samengepakt DNA. En dat is waarom je dat kan zien.
LEERLING: Maar is het nou wel of niet echt DNA?
EXPERT: Het is wel echt DNA, alleen allemaal samengepakt.
LEERLING: Maar DNA komt toch niet uit je lichaam?
EXPERT: Als jij met je huid ergens langs schaaft of schaaft langs de muur en blijft– zeg maar en je hebt een soort schaafwondje, dan is een deel van jouw cellen zit dan op de muur. Als jij spuugt, dan spuug je cellen uit jouw lichaam spuug je uit. En daar zit DNA in. Dus het kan– het kan er gewoon uit, je kan het gewoon kwijtraken, alleen je kan het– je kan het niet, zeg maar de individuele strengen, die trappetjes waar we het over gehad hebben, die kan je niet zien.
LEERLING: Oké.

EXPERT: Ik vroeg me namelijk af, volgens mij hebben we het er al eens over gehad, waar kan je DNA voor gebruiken?
(Leerling steekt zijn vinger op.)
EXPERT: Nou, jij was de eerste, mag je… opschrijven, want ik kan niet zo heel goed schrijven.
LEERLING: Klonen.
EXPERT: Klonen, wat is dat: klonen?
LEERLING: Je eigen DNA kopiëren en dat dan..
LEERLING: Met genen.
EXPERT: Er is één– één heel beroemd voorbeeld. Dolly is een schaap wat helemaal een exacte kopie is van haar moeder. Dus wat ze gedaan hebben is: ze hebben één cel van het moederschaap genomen, in een schaaltje gestopt, een beetje wat spulletjes erbij en daar kwam op een gegeven moment een zogenaamd gekloond schaap en dat was Dolly, uit zetten. Die is precies hetzelfde als haar moeder.
LEERLING: Ook net zo oud? Nee toch?
EXPERT: En dat was precies ook het probleem. Waarom zou dat een probleem zijn, denk je?
LEERLING: Nou ik denk, ik denk niet dat je dan meteen vijf jaar bent als je geboren bent.
EXPERT: Nee dat klopt, je bent nog steeds één jaar. Maar die cellen die gebruikt zijn?
LEERLING: Die zijn dan toch wel vijf jaar?
EXPERT: Precies. Die [kernbegrip 33]cel[/] die we van de moeder hebben gepakt, die is wel vrij oud. Die is al de hele tijd met het lichaam van de moeder zeg maar meegegroeid. Dus die ene cel waar we Dolly uit gekloond hebben, die ontwikkelt zich weer tot uiteindelijk een nieuw schaapje en die ene cel die is wel al vrij oud. En dat was precies ook– op een gegeven moment kreeg ze allerlei zeg maar ouderdomsverschijnselen, zonder dat ze echt heel erg oud was.
LEERLING: Dus ze was ook nog niet zo groot?
EXPERT: Nee ze was nog niet zo groot.
LEERLING: Dus de moederschaap is gewoon zo en Dolly is dus gewoon zo.
EXPERT: Ja, maar dus– dus bijvoorbeeld stel dat ze net zo oud is als jij of in jouw leeftijd zit, dan heeft ze wel gewoon de normale grootte van een kind van jouw leeftijd, alleen van binnen zeg maar is ze een stuk ouder dan ze er uiteindelijk echt uitziet.
LEERLING: Ja maar dan is het toch niet echt een exacte kopie…?
EXPERT: Nee.
LEERLING: … want– want de haar, want de wollengte is dan anders ofzo en de oren enzo…
EXPERT: Maar ik bedoel jullie veranderen ook. Jij wordt uiteindelijk ook papa, in ieder geval volwassen en dan verander je ook, dus dat gebeurt er wel tijdens het leven. Heel even iemand anders, ja?
LEERLING: Heeft die Dolly dan alleen DNA in zich of heeft die ook echt– ja echt zo van die eh een hart en…?
EXPERT: Ja, alles zit er gewoon in. Jij bent uiteindelijk ook uit één [kernbegrip 33]cel [/]ontstaan. Het groeit allemaal en daar komt gewoon echt een heel schaap uit, met longen, hart, maag, alles erop en eraan.

LEERLING: Ik zag een keer op tv dat er een tweeling was maar die deden precies hetzelfde. Als die– als die ging typen, typte die andere ook. Als die ging voetballen, voetbalde die andere ook. Maar hebben die dan ook precies hetzelfde DNA?
EXPERT: Nee, maar wel heel– heel erg, zeg maar voor een groot deel, dus die zijn… Waar Dolly en haar moeder 100% gelijk zijn, het DNA daarvan, zijn die van tweelingen 99% gelijk. Dus er zitten nog hele kleine verschilletjes tussen, ondanks dat ze inderdaad allemaal hetzelfde doen en misschien hetzelfde haar, dezelfde ogen. Er kunnen hele kleine verschilletjes tussen tweelingen zitten en dat komt eigenlijk omdat die uiteindelijk zeg maar uit twee samengevoegde cellen van je vader en van je moeder ontstaan. En daar kunnen nog wel verschilletjes in zitten. Ja?
LEERLING: Ja.

LEERLING: Heeft DNA ook te maken met je slimheid, met eh hoe je met DNA… Zoals Einstein, die was geniaal. Komt dat door zijn DNA of heeft ie gewoon goed gestudeerd? Kun je door DNA dingen doen in je leven die je wil?
EXPERT: Uiteindelijk is het een combinatie van wat je zelf doet en hoe je– hoe je geboren wordt. Dus ja, je DNA voor een deel kan bepalen hoe slim jij wordt. Einstein had inderdaad DNA wat heel anders– of voor een deel anders is dan dat van mij. Daardoor ziet ie verbanden sneller, kan die sneller dingen leren. Maar dat is ook wel een kwestie van dat ie daar zelf heel erg in geoefend is geweest. Dus zijn ontdekkingen die die gedaan heeft, dat is uiteindelijk voortgekomen uit zijn interesse voor nou ja natuurkunde.

LEERLING: Hoe komen ze dan eigenlijk aan de namen van een dinosaurus? Was er dan nog een mens die een uitgestorven dinosaurus zag liggen met vlees en daar DNA uitgehaald hebben? Of hoe… Of heeft dat niks met DNA te maken?
EXPERT: Wat we nu kunnen doen, is uit fossielen of uit dode materialen, botten bijvoorbeeld van dinosaurussen…
LEERLING: Komt daar nog DNA uit?
EXPERT: Daar kunnen we nog DNA uit halen. Dus zelfs als dat– dat bot– zelfs als dat dier dood is, al honderdduizenden jaren dood, dan nog kunnen wij daar DNA uit halen.
LEERLING: Hoe kan dat? Want het bloed is toch dan al weg?
EXPERT: Het bloed is al weg, maar alle cellen van je lichaam, daar zit in principe DNA in. Ik kan een haar bij jou eruit trekken en dan meenemen naar het lab en dan jouw DNA eruit halen. Die haar die wordt opgelost in een speciaal goedje, dat breekt het als het ware af, en daar komt DNA uit zetten. En dan gooien we alle restjes weg, dan houden we alleen het DNA over. Dat is eigenlijk precies hetzelfde als wat je met je speeksel deed. Je spuugt in een– in een buisje, ik weet niet precies hoe jullie het gedaan hebben, maar je doet daar zout en zeepsop en allemaal dat soort dingen bij…
LEERLING: En toen deden we alcohol erbij en toen zag je in één keer zo’n sliertje…
EXPERT: Ja, ja. Nou ja al dat zeepsop en zout en dat soort dingen, dat zorgt ervoor dat alles wat er om het DNA heen zit, dus die haar, cellen, nou ja celwand, weet ik veel, allemaal troep, dat wordt afgebroken, weggegooid en dan hou je uiteindelijk in die alcohol het pure DNA over. En dat kunnen we met een haar doen, kunnen we met speeksel doen, met bot, met van alles.
LEERLING: Waarom zeepsop, zout of alcohol?
EXPERT: Zeepsop breekt die– die schil zeg maar af. Er zit een klein vliesje omheen, dat doe je met het zout afbreken. En dan vervolgens in de alcohol krijg je uiteindelijk puur dat DNA, pure DNA te zien. Dus eigenlijk wat je doet is je moet alles afbreken voordat je dat pure DNA eruit haalt.

LEERLING: Bacteriën… Als je leeft, moet je DNA hebben. Maar hebben hun dan ook…? Bacteriën, heeft dat dan ook DNA?
EXPERT: Ja.
LEERLING: …
EXPERT: Nee die hebben iets minder cellen. Er zijn zelfs diertjes, hele kleine bacteriën, die bestaan uit één cel. Alleen maar één cel. Eencellige diertjes noemen we die.
LEERLING: Dus die kan geen stap naar de maan zetten?
EXPERT: Nee, dat gaat ‘m niet lukken dan nee. Goed onthouden.

Omschrijving

De expert voert met de leerlingen een leergesprek over DNA. De leerlingen stellen hem allerlei vragen om meer te weten te komen over DNA. Lees hier hoe je als leerkracht een leergesprek kunt leiden en daarbij taalvaardigheid kunt stimuleren.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Erfelijkheid en DNA

Kijkwijzer

1) Bekijk het hele fragment. Zie je hoe betrokken een aantal leerlingen is bij het onderwerp. Het onderwerp nodigt hen uit tot een diepgaand gesprek. Voor deze leerlingen is de les een echt  win-win moment: ze leren veel van de inhoud en spreken erover op een hoger cognitief niveau: ze gebruiken verschillende cognitieve taalfuncties.

2) Luister nog eens naar de vragen die de leerlingen stellen. Aan de vragen kun je goed horen welke beelden de leerlingen bij DNA hebben. Zie je welke leerlingen al meer begrijpen over DNA en welke minder?
NB. Luister ook eens naar de laatste opmerking van een leerling aan het eind van het fragment: ‘Dus die kan geen stap naar de maan zetten?’ Wat laat deze leerling met deze opmerking zien?

3) (2:06) De expert vertelt dat Dolly het gekloonde schaap precies hetzelfde was als haar moeder.
Eén van de leerlingen antwoordt: ‘Ook net zo oud? Nee toch?’
Expert: ‘En dat was precies het probleem. Waarom zou dat een probleem zijn, denk je?’
Met deze waarom-vraag lokt de expert de leerlingen uit tot redeneren (cognitieve taalfunctie). Ze worden zo uitgedaagd tot het goed formuleren van hun gedachtes. Een redenatie vraagt zowel inhoudelijk als qua formulering meer van de leerlingen.
Zie je in het vervolgstukje dat enkele leerlingen blijven doorvragen en daarbij ook redenaties maken (dus…, maar….).

Opdracht
Wissel uit
Een aantal leerlingen is zeer geïnteresseerd in het verhaal van de expert. Ze stellen hem veel vragen die de expert zo goed mogelijk beantwoordt.
Lees onder taal&interactie hoe je een leergesprek kan leiden (hernemen en teruggeven van uitspraken).
Kies een fragment uit (jvoorbeeld vanaf 1:20, het fragment over het klonen van Dolly) en probeer de techniek van ‘hernemen en teruggeven’ erop toe te passen.
Wat is de meerwaarde van het gebruik van die techniek?

lesfasen