Hellingbaan

Pagina top navigatie elementen

Experimenteren met de hellingbaan

Transcript

Eva van de Sande: Als je in de klas aan de slag wil met kinderen experimenten laten doen dan zijn die hellingbanen daar ideaal materiaal voor. Het geeft namelijk heel leuk inzicht in wat er gebeurt als je een klein ding verandert en daarmee ook dat je eigenlijk geen enkele conclusie kan trekken als je alles tegelijkertijd verandert. Die hellingbanen hebben namelijk vier verschillende variabelen: je kan de uitgangspositie aanpassen waardoor de knikkers of verder moeten of minder ver, de helling kan anders dus steiler of minder steil, de oppervlakte wordt of stroef of glad en dan heb je ook nog het gewicht van de bal. Als kinderen dus al die dingen tegelijkertijd gaan aanpassen kunnen ze geen conclusie trekken over wat maakt nou dat die bal sneller verder rolt of minder ver.

Roos Scharten: We hebben hier twee hellingbanen staan en die zijn ontzettend geschikt om met kinderen aan de slag te gaan rondom het thema hoe doe je een goed experiment en het bijzondere van die hellingbanen is dat je dat experiment kan uitvoeren met kinderen van alle leeftijden: dat kan met kleuters, dat kan met kinderen uit de middenbouw en dat kan ook met kinderen uit de bovenbouw. Het is wel leuk om ook de verschillen te zien hoe je met hetzelfde materiaal en hetzelfde thema aan de gang gaat met kleuters aan de ene kant of groep 3/4 en aan de andere kant met groep 7/8, want je gaat met alle leerlingen eerst nadenken over ‘wat denk je dat er gaat gebeuren als ik een knikker laat rollen vanaf deze helling?’, ‘waar denk je dat die uitkomt?’, ‘wat is je voorspelling?’ en daarna ga je met alle kinderen nadenken over ‘hoe ga ik dat nu precies uittesten?‘, ‘hoe moet ik de knikkerbaan neerzetten, zodat ik een goed experiment kan uitvoeren?’. Dan gaan de kinderen de metingen uitvoeren en vervolgens gaan ze conclusies trekken.

Eva van de Sande: Dus die hellingbanen zijn eigenlijk heel leuk materiaal enerzijds om te laten zien dat je verschillende variabelen kan veranderen maar dat echt maar één per keer moet doen en daarnaast ook omdat er heel veel doelwoorden aan te pas komen – zoals zwaartekracht, snelheid, wrijving, helling natuurlijk – waar kinderen al heel vaak mee te maken krijgen, in de klas maar ook daarbuiten, zonder daar heel bewust mee bezig te zijn. De leerkracht heeft echt een sleutelrol in het kinderen begeleiden in deze redeneringen in dit onderzoekend leren door doorvragen –  ‘waarom denk je dat dit is?’, ‘wat zien we hier gebeuren?’, ‘ wat zou dit kunnen betekenen?’ – help je die kinderen heel erg op gang om zelf die redeneringen te genereren in feite en dat zien we dus uit onderzoek bij zowel de kleuters en de onderbouw en daarnaast ook bij de bovenbouw. Juist die rol van taal is heel erg belangrijk om die kinderen te helpen redeneren.

Roos Scharten: Het grote verschil tussen de onderbouw en de bovenbouw zit vooral in de taal die de kinderen daarbij gebruiken. Als het gaat om hele jonge kinderen dan maak je het heel grafisch, dan vraag je bijvoorbeeld niet schrijf op waar de knikker geëindigd is maar dan laat je ze een kruisje zetten op een formulier, terwijl de kinderen in groep 7 en 8 een tabel krijgen – een veel abstractere vorm van representeren – en dan schrijven ze het getal neer, de knikker is gekomen bij 12 bijvoorbeeld. Je hoort ook in de manier waarop de kinderen praten over wat er gebeurt rondom die banen het verschil. Een leerling uit groep 7/8 zal bijvoorbeeld zeggen ‘de knikker heeft meer vaart’ en een leerling uit groep 3/4 zal zeggen ‘de knikker gaat/rolt sneller’. Ze bedoelen hetzelfde maar de leerling uit de bovenbouw formuleert dat natuurlijk veel abstracter in feite. Dus ze doen hetzelfde, de leerlingen, maar ze verwoorden het op hele verschillende manieren en in het materiaal wat je er omheen gebruikt, een werkblad bijvoorbeeld, hou je daar rekening mee door kinderen van groep 3/4 ook zelf te laten tekenen en kruisjes te laten zetten en de leerlingen uit groep 7/8 moeten bijvoorbeeld een gemiddelde berekenen. Daar komt qua bewerking veel meer bij kijken. Op die manier bieden deze hellingbanen een unieke mogelijkheid om iets wat eigenlijk heel abstract is, namelijk hoe doe ik een wetenschappelijk experiment, toch aan de orde te stellen voor leerlingen van alle niveaus.

Eva van de Sande: Voor de kleine wetenschappertjes in de dop is het wel heel belangrijk om ze mee te geven dat het niet alleen gaat om meteen er op af te duiken, mee aan de slag, kijken wat er gebeurt maar vooral eerst goede vragen stellen – ‘wat denken we dat er gebeurt?’ – dat is in feite bij andere lessen ook heel belangrijk, en vervolgens daar mee aan de slag te gaan. Dat zie je ook terug aan wat beide leerkrachten teruggeven, regelmatig vragen stellen, eerst erover nadenken voordat ze aan de slag gaan. Dat bleek toch wel het ding en daar heeft de leerkracht echt een sleutelrol in. Dan gaan we vervolgens aan de slag en daarna is het ook belangrijk natuurlijk om samen nog conclusies te trekken, even op afstand terug te kijken ‘wat is er nu gebeurd?’, ‘wat hebben we hiervan opgestoken?’ en zo krijgen die kinderen heel mooi mee wat er komt kijken bij het experimenteren en kan het vervolgens ook zo doorgetrokken worden naar andere thema’s.  

Aan de slag met de hellingbaan!

In dit filmpje vertellen dr. Eva van de Sande (Radboud Universiteit Nijmegen) en dr. Roos Scharten (Expertisecentrum Nederlands) over het experimenteren met de hellingbaan. Aan de hand van de hellingbaan kun je kinderen heel goed uitleggen waarom ze in een experiment slechts een variabele moeten veranderen. Eva en Roos vertellen wat ze hebben gezien bij kinderen die werkten met de hellingbaan en hoe enthousiast de leerlingen waren. Wilt u ook met uw kinderen aan de slag met de hellingbaan? Kijk dan hier voor uitgebreide lessenseries voor onder- en bovenbouw, een compleet bouwplan en bijbehorende praktijkfragmenten.